Made in Flanders Afdrukken
Geschreven door Projectmedewerkers   
maandag 05 augustus 2013 12:06

Organisaties van etnisch-culturele minderheden en hun erfgoed

In het kader van het project “Stafkaart van het migrantenmiddenveld en zijn erfgoed in Vlaanderen en Brussel, 1830-heden” organiseerde KADOC in samenwerking met Amsab-ISG op zaterdag 20 april een workshop in het erfgoedcentrum Lamot in Mechelen. De workshop vormde het sluitstuk van een vierjarig traject dat eind 2008 werd gelanceerd. Het werd een boeiende en interactieve ontmoeting waarin academici, middenveldorganisaties en erfgoedinstellingen van gedachten wisselden over migrantenverenigingen en hun cultureel erfgoed, een thema dat meer en meer aan belang wint binnen de Vlaamse erfgoedsector en de academische wereld.

 

Een academische reflectie

Nadia Fadil (KU Leuven) gaf een overzicht van de sociale ontwikkelingen binnen de Marokkaanse gemeenschap vanaf de bilaterale akkoorden in 1964 tot vandaag. Daarbij observeerde ze een vijftal cesuren. De eerste periode loopt vanaf de bilaterale akkoorden tot 1980. Kenmerkend voor die periode was de gedachte dat de gastarbeiders na verloop van tijd zouden terugkeren naar het land van herkomst. Door de migratiestop en de erkenning van de islam als eredienst in 1974 groeide evenwel een nieuwe visie op de gastarbeiders. De terugkeergedachte werd verlaten en in de loop van de jaren 1980 werden allerlei initiatieven genomen om migranten in de maatschappij te integreren. Deze periode betekende ook de verdere uitbouw en verankering van moskeeën, die meer aandacht gingen besteden aan de opleiding van jongeren. Aan het einde van deze periode was de toenemende invloed van extreem rechts op de publieke opinie goed voelbaar. De derde periode gaat van 1990 tot 2000 en wordt volgens Fadil gekenmerkt door de reële autonomisering van het migrantenmiddenveld. Er werd een islamitisch circuit van koepelorganisaties opgericht dat tot doel had de moskeeën te overkoepelen. Vanaf 2000 tot 2005 vond er een verscherping van het debat plaats, met de nieuwe stemmen van angry young men als Tarik Fraihi en Mohamed Talhaoui. Zij klaagden over het failliet van het beleid, dat zij als te paternalistisch beschouwden en eigenden zich de antiracistische agenda toe. Racisme beschouwden zij niet enkel als een zaak van extreem rechts, maar ook als een structureel probleem. Vanaf 2005 ontstond er naast de verdere islamitische ontplooiing van jongeren en vrouwen een nieuw discours waarin ook ruimte kwam voor een artistieke ontwikkeling.

Volgens Leo Lucassen (universiteit Leiden) is de belangstelling in Nederland voor migratie een vrij recent fenomeen. Het is in het midden van de jaren 1990 gestart met auteurs als Ineke van der Valk en Fridus Steijlen. Hun aandacht ging voornamelijk naar sociale bewegingen in Nederland. Verder werd belangrijk werk geleverd door Annemarie Cottaar, Wim Willems en Ulbe Bosma en onderzoekers binnen het Internationaal Instituut voor Sociale Geschiedenis en het Centrum voor de Geschiedenis van Migranten (CGM). Voor de historiografie maakt het in feite niet uit of er sprake is van tijdelijke of permanente migratie, lichtte Lucassen toe. De focus dient zo breed mogelijk te zijn, dus ook met aandacht voor de migratie van hoogopgeleiden of expats. Lucassen maakte verder in zijn vertoog enkele kritische bemerkingen bij de studie naar migrantenorganisaties. Hun doelstellingen zijn zeer verschillend. Er moet steeds rekening worden gehouden met de rol en de positie van de overheden van de ontvangende landen en van de landen van herkomst, met het belang van religie en met de preferenties van de migranten zelf. Het vaak gebruikte ‘zelforganisatie’ moeten we volgens Lucassen met een korrel zout nemen. Dat impliceert een zekere autonomie, terwijl de organisaties vaak onder invloed staan van belangengroepen. Ook bij ‘middenveldorganisatie’ dienen we in het achterhoofd te houden dat bepaalde organisaties niet in het midden van de maatschappij staan of geen verbindende doelstellingen nastreven.

 

Op de kaart gezet

Na de academische reflecties stelden Karim Ettourki (KADOC) en Piet Creve (Amsab-ISG) de resultaten van het Stafkaartproject voor. Het vierjarige project beoogde de ontwikkeling van een repertorium van het migrantenmiddenveld in Vlaanderen en Brussel en een inventaris van het door hen bewaarde erfgoed. De doelstellingen van het project waren drieledig. Ten eerste beoogde het de ontwikkeling van een repertorium van het historische en actuele migrantenmiddenveld in Vlaanderen en Brussel en een inventaris van het bewaarde erfgoed. Ten tweede bood het opzet een op maat uitgewerkt vormingsaanbod inzake erfgoedzorg en -beheer, aangepast aan de noden van de diverse migrantenorganisaties. Ten derde werden in het kader van het project duurzame bruggen gebouwd met partners binnen het Centrum voor de Geschiedenis van Migranten (CGM) uit Nederland om op termijn dat erfgoed te kunnen verankeren en valoriseren in een internationaal perspectief.

Bij de verwerking van de verzamelde gegevens werd gebruik gemaakt van de ODIS-databank. In totaal werden ruim 834 organisaties ingevoerd, waarvan 549 fiches nu reeds toegankelijk zijn voor het publiek. De typologie van die organisaties is zeer divers. Naast specifieke werkingen, zoals jongeren- en vrouwenverenigingen, religieuze instellingen en koepelstructuren, is er een brede waaier aan socioculturele organisaties. Ook het geregistreerde erfgoed is van zeer uiteenlopende aard, maar in wezen niet verschillend van de klassieke erfgoedgehelen. Vaak betreft het statuten, ledenlijsten, flyers, activiteitsverslagen, financiële stukken, foto’s enzovoort. Heel wat erfgoed wordt ook digitaal bewaard. Een aandachtspunt vormt de taal waarin bepaalde stukken zijn opgesteld. Naast het Nederlands vind je heel wat ‘vreemde talen’ terug in de archieven. Dat geldt evenzeer voor de bibliotheekcollecties van sommige verenigingen.

In de loop van het project werden diverse praktijkgerichte vormingen georganiseerd. Die laagdrempelige workshops kwamen tot stand in samenwerking met het Minderhedenforum, de Federatie van Marokkaanse Verenigingen, het Platform van Afrikaanse Gemeenschappen en Villa Mescolanza. Het behoud en beheer van erfgoed stonden er centraal. Daarnaast organiseerden de partnerinstellingen studiedagen om het ruime publiek te informeren, sensibiliseren en expertise te delen aangaande de ontwikkelingen binnen het lopende project en dat zowel in een nationaal als in een internationaal perspectief. In het kader van de internationale samenwerking zijn KADOC en AmsabISG in de loop van het project toegetreden tot het Centrum voor de Geschiedenis van Migranten (CGM), een samenwerkingsprogramma van Nederlandse onderzoeksinstituten rond migratie. Om de partners en het geïnteresseerd publiek op de hoogte te houden van de vorderingen binnen het project, werd over die expertseminaries, workshops en studiedagen ruim gerapporteerd via de projectwebsite www.migrantenerfgoed.be.

 

Migrantenerfgoed in de kijker

Annemarie Cottaar (Centrum voor de Geschiedenis van Migranten - Leiden) bracht in het erfgoedproject “mi casa su casa” de aanwezigheid van de Spaanse migranten in Nederland in de schijnwerpers. In 1961 tekenden Spanje en Nederland een bilateraal akkoord over de werving van arbeidsmigranten, waardoor heel wat Spanjaarden richting het noorden zijn vertrokken. In 1974 bereikten ze een piek, met 31.800 personen. Door de economische opleving na de dood van Franco zijn velen naar huis teruggekeerd. De Spaanse aanwezigheid daalde vanaf dan gestaag, tot de economische crisis toesloeg. Vanaf 2011 kwam er weer een economische migratie richting Nederland op gang, voornamelijk van jonge hoogopgeleide Spanjaarden. “Mi casa su casa” vertelt het individuele verhaal van die historische en actuele migratie en schenkt daarbij aandacht aan de migratiemotieven, de discussie over assimilatie en integratie en het debat over de dubbele loyaliteit van gemigreerde, gebleven en teruggekeerde Spanjaarden. De resultaten van dat erfgoedproject kregen vorm in een reizende tentoonstelling en de publicatie Mi casa su casa, aanschuiven bij Spaanse migranten.

Om het verhaal van Antwerpen als een kosmopolitische stad te kunnen presenteren, startte het Museum aan de Stroom het project “Marokkaanse Spoorzoekers”. Met enkele partners uit het migrantenmiddenveld en de erfgoedsector diende het MAS een project in bij het impulsfonds voor het migrantenbeleid. Volgens Lieve Willekens ambieert het project drie doelstellingen: de MAS-collectie verder aanvullen, het Antwerpse erfgoed diversifiëren en de erfgoedzorgers en migrantenorganisaties sensibiliseren. Binnen het project werden een 15-tal vrijwilligers op de been gebracht. Na de nodige opleiding werden zij op pad gestuurd om Marokkaanse sporen in de stad te traceren. Een deel van dat materiaal werd op een minitentoonstelling in het kijkdepot van het MAS voorgesteld. Het projet wordt in de komende maanden voorgezet en zal in 2014 wellicht uitmonden in een ruimere expositie.

Aaldert Prins (Evadoc) wees in zijn uiteenzetting op enkele uitdagingen bij de registratie van de protestants-evangelische migrantengemeenschappen in Vlaanderen. Vaak zijn die kerken zowel aangesloten bij een Vlaamse/Belgische denominatie als bij een denominatie uit het land van herkomst. Een eerste grote uitdaging bij het registreren van die netwerken is de enorme diversiteit aan gebruikte talen binnen de erediensten. Naast verschillende Europese talen vinden we ook enkele ‘exotische talen’ terug, zoals Arabisch, Turks, Chinees, Amhaars of Tagalog. Naast de taalproblematiek hebben die kerken nauwelijks stabiele of uitgewerkte websites en wordt er veelvuldig via sms gecommuniceerd. Voor gegevensverzameling zijn vooral prospecties aangewezen, maar ook daar doet zich een moeilijkheid voor. De hoge verhuisfrequentie maakt het lastig om de kerken op het spoor te blijven. Voor de verwerking van de verzamelde gegevens maakt ook Evadoc gebruik van de ODIS-databank. Naast registratiecampagnes zet het centrum eveneens in op sensibilisering en training om het erfgoedbewustzijn aan te wakkeren. Daarbij wordt het immaterieel erfgoed niet uit het oog verloren.

 

50 jaar Marokkaanse en Turkse migratie

In 1964 ondertekende zowel Marokko als Turkije een bilateraal akkoord met België over arbeidsmigranten. In 2014 zijn beide akkoorden 50 jaar oud. Naar aanleiding van die symbolische datum hebben de migrantenkoepels Federatie van Marokkaanse Verenigingen (FMV) en Unie van Turkse Verenigingen (UTV) een erfgoedproject uitgewerkt om de geschiedenis van de Marokkaanse en Turkse aanwezigheid in Vlaanderen op een pluriforme wijze aan een ruim publiek te presenteren. De federaties willen met dat initiatief nadrukkelijk een brug slaan tussen de verschillende gemeenschappen. Hoewel de projecten op een specifieke groep focussen, streven ze ernaar een gemeenschappelijk verhaal in beeld te brengen, waarbij interactie met de ontvangende samenleving een centrale plaats inneemt. De twee projecten zullen in 2014 uitmonden in tentoonstellingen, publicaties, interactieve websites en diverse culturele evenementen verspreid over verschillende locaties in Vlaanderen. Voor de verzameling van het cultureel erfgoed doen de projectmedewerkers Youssra El Morabiti (FMV) en Kadiriya Elma (UTV) een beroep op een team van enthousiaste vrijwilligers. Om het project in goede banen te leiden, werkt UTV samen met Amsab-ISG, terwijl KADOC het project van FMV nauw opvolgt en waar nodig ondersteunt. Het is tevens de bedoeling dat na afloop van de projecten het verzamelde erfgoed bij de betrokken archiefinstellingen wordt bewaard.

 

Rondetafel

Na de voorstelling van de erfgoedprojecten schoven Naïma Charkaoui (Minderhedenforum), Katrijn D’hamers (FARO), Peter Heyrman (KADOC) en Geert Van Goethem (Amsab-ISG) aan tafel voor een kritische reflectie over de plaats van migrantenerfgoed in de erfgoedsector. Het panelgesprek werd geleid door Meryem Kaçar. Naïma Charkaoui wees erop dat er in het kader van 175 jaar België nauwelijks aandacht is geweest voor de rol van migratie. Ook bij veel migrantenorganisaties komt dat thema op de tweede plaats. Zo is het erfgoed van de eerste generatie Marokkanen en Turken ernstig bedreigd. Geert Van Goethem benadrukte dat we het migrantenmiddenveld veel ruimer moeten bekijken dan alleen de migrantenorganisaties. Volgens hem moet er ook meer aandacht zijn voor de integratiesector en de individuele sleutelfiguren. Peter Heyrman onderstreepte de inspanningen die geleverd zijn binnen het Stafkaartproject. Daar werden ook contacten gelegd met het brede middenveld. Door de vele contactmomenten die in de loop van het traject zijn gelegd, beschikken de verschillende erfgoedgemeenschappen nu over aanspreekpunten binnen de Vlaamse erfgoedsector voor een duurzame werking rond erfgoed. Voor vragen over erfgoedzorg, onderzoek, materieel en immaterieel erfgoed kent men nu de weg.

Aansluitend verwees Geert Van Goethem naar de internationale samenwerking van KADOC en Amsab-ISG binnen het CGM. Daar kunnen erfgoedprojecten in een internationaal kader worden besproken en uitgewerkt. Katrijn D’hamers voegde daaraan toe dat er ook heel veel goodwill is bij de erfgoedcellen. Naïma Charkaoui waarschuwde evenwel voor valkuilen bij het opstellen van erfgoedprojecten. Het is uitkijken om de migrant niet steeds als een ander uit te beelden. Peter Heyrman sloot zich daarbij aan. Hij stelde dat het daarom belangrijk is om de geschiedenis van migranten te verweven met ‘de gewone geschiedenis’ van Vlaanderen/België, waardoor er een gezamenlijk verhaal ontstaat. Verder verwees hij naar de geleverde inspanningen van KADOC en Amsab-ISG om na afloop van het Stafkaartproject het thema migrantenerfgoed binnen de reguliere werking van de twee instellingen te verankeren.

 

Het cultureel erfgoedbeleid

Marina Laureys, afdelingshoofd Erfgoed, lichtte het standpunt van het Vlaams cultureel erfgoedbeleid toe ten aanzien van migrantenerfgoed. Het Vlaamse erfgoedbeleid vertrekt van het cultureel erfgoed in Vlaanderen en daar maakt migrantenerfgoed integraal deel van uit. Boven die inclusieve visie zijn er in het verleden wel specifieke acties ontwikkeld waarbij nadrukkelijk de kaart van de diversiteit werd getrokken. Dat was het geval bij het Actieplan Interculturaliseren (2006) en het Participatiedecreet (2007). Ook onder de huidige minister Joke Schauvliege werd in de beleidsnota Cultuur 2009-2014 ingezet op participatie en diversiteit als motoren van vernieuwing. Naast het aandachtspunt voor maatschappelijke en culturele diversiteit binnen het erfgoeddecreet van 2008/2012 vormen ook projectsubsidies een belangrijk instrument voor de realisatie van projecten rond migrantenerfgoed. Laureys loofde daarbij de samenwerking tussen de middenveldorganisaties en de professionele erfgoedsector. Volgens haar leveren die samenwerkingsverbanden kwaliteitsvolle projectaanvragen op en dient dat verder aangemoedigd te worden.

 

Laatst aangepast op maandag 05 augustus 2013 12:11